Obrazy na stronie
PDF
ePub

136. „Zoo Monferrat als 't Canaveesche weenen."

136.

Fa pianger Monferrato e il Canavesse.

136. De markies van Monferrato, een Gibellijn, was gevangen genomen door het volk van Alexandrie in 1290. Hij werd in eene houten kooi gezet en als een wild dier aan het volk vertoond. Dit verduurde hij 18 maanden, waarna de dood hem bevrijdde. Het gevolg was een bloedige oorlog tusschen Alexandrie en de gewesten van markies Willem: Monferrato en Canavese.

Alexandrie in Piemont ligt tusschen den Tanaro en de Bormida, niet ver van hunne vereeniging. De stad werd. door den Lombardijschen bond gebouwd om het land te beschermen tegen keizer Frederik. Zij was genoemd naar Paus Alexander III, een beschermer der Welfen. Zij werd in één jaar gebouwd, waarom de Gibellijnen haar spottend Alessandria della Paglia (van stroo) heetten.

ACHTSTE ZANG.

ONBEKEERDEN WEGENS STAATSBESLOMMERINGEN.

BESCHERMENGELEN.

De avond valt. Twee engelen dalen van den hemel om het dal te bewaken, dat de booze slang in de duisternis belaagt. De dichters naderen in de schaduw en Dante herkent Nino de' Visconti van Pisa, rechter van Gallura. Terwijl zij spreken, sluipt de slang nader en de engelen jagen haar op de vlucht, alleen door het geruisch hunner vleugels. Vervolgens wendt Koenraad Malaspina zich tot Dante en vraagt nieuws van zijn land. De dichter antwoordt met eene lofrede op het geslacht Malaspina.

I.

4.

7.

I.

4.

7.

't Was 't uur, dat heimwee in het hart doet dringen
Der zeelui, en 't hun week maakt op de dagen,
Dat zij der vrienden laatst vaarwel ontvingen;

't Uur, dat den nieuwen pelgrim schokt met vlagen
Van liefde, als 't klokje zich van ver laat hooren,
Dat om den dag, die wegsterft, schijnt te klagen;
Toen ik, het luistren stakend, 't oog liet boren

Era già l'ora che volge il disio

Ai naviganti, e intenerisce il core

Lo dì ch'han detto ai dolci amici addio:

E che lo novo peregrin d'amore

Punge, se ode squilla di lontano,

Che paia il giorno pianger che si more:

Quand'io incominciai a render vano

IO.

13.

10.

13.

Door een der schimmen, die zich had verheven
Om met de hand tot hooren aan te sporen.

Zij vouwde en hief de handen; de oogen dreven
Naar de' Oostertrans, als liet zij Gode weten:
,,Niets anders, Heer! wil 'k al mijne aandacht geven."
Te lucis ante is met zóó zoete kreten
En zóó godvruchtig haren mond ontstegen,
Dat zij mij dra mij zelven deed vergeten.

L'udire, ed a mirare una dell'alme
Surta, che l'ascoltar chiedea con mano.

Ella giunse e levó ambo le palme,

Ficcando gli occhi verso l'oriente,
Come dicesse a Dio: D'altro non calme.

Te lucis ante sì devotamente

Le uscì di bocca, e con sì dolci note,
Che fece me a me uscir di mente.

8. De sinds kort vertrokken reiziger of pelgrim wordt met weemoedige genegenheid voor zijne dierbaren vervult, als hij het Angelusklokje hoort. Lord Byron heeft deze heerlijke verzen opgenomen in zijn Don Juan, III, 108:

>> Soft hour! which wakes the wish and melts the heart Of those who sail the seas, on the first day

When they from their sweet friends are torn apart;
Or fills with love the pilgrim on his way,
As the far bell of vesper makes him start,
Seeming to weep the dying day's decay.
Is this a fancy which our reason scorns?
Ah! surely nothing dies but something mourns."

12. De ziel is geheel verslonden in de overweging van Gods liefde. Zij richt, volgens het gebruik der eerste christenen, bij lied en gebed, den blik naar het Oosten, waar de Heiland het eerst verscheen.

15. De avondhymne van den H. Ambrosius, welke in

16.

19.

16.

19.

En de and'ren daarop: teeder en genegen,
Geleid den haar om 't lied geheel te zingen,
Met de oogen naar de hoogste cirkelwegen.

Hier, lezer! moet ge uw oog ter waarheid dwingen,

E l'altre poi dolcemente e divote

Seguitar lei per tutto l'inno intero,
Avendo gli occhi alle superne rote.

Aguzza qui, Lettor, ben gli occhi al vero,

het Roomsche brevier bij het completorium gebeden wordt :

>> Te lucis ante terminum,

Rerum creator, poscimus
Ut pro tua clementia

Sis presul et custodia.

U, Schepper aller dingen, zij

Vóór 't licht verdwijnt, ons lied gewijd,

Opdat, naar Uwe goedheid, Gij

Tot schut ons en bewaarder zijt.

Procul recedant somnia
Et noctium phantasmata,
Hostemque nostrum comprime,
Ne polluantur corpora.

Laat ver van ons de droomen gaan,
De spooksels, door den nacht verwekt.
Wil onzen vijand rugwaarts slaan,
Opdat geen lichaam word' bevlekt.

Presta, Pater piissime,
Patrique compar Unice,
Cum spiritu Paraclito

Regnans per omne saeculum.”

Steun zóó ons, trouwste Vader! 't meest,

Gij, Vaders Eenge, Hem gelijk,

Die eeuwig met den heiligen Geest

Regeert in aard- en hemelrijk.

22.

25.

28.

22.

25.

28.

Want zóó fijn is de sluier thans geweven,
Dat 't zeker ligt valt door hem heen te dringen.

'k Heb op dat edel leger acht gegeven,

Als allen zwijgende ten hemel staarden,
En bleek en neêdrig in verwachting bleven.

En zie, twee englen met twee vuûrge zwaarden,
Beroofd van punten en ter helft gebroken,
Bezochten, dalend van omhoog, die gaarden.
Hun kleed was groen, als 't blaadje, pas ontloken;
Door groene vleuglen wapperend geheven,

Welke achter hen de koeltjes zacht bestoken

Chè il velo è ora ben tanto sottile,

Certo, che il trapassar dentro è leggiero.

Io vidi quello esercito gentile

Tacito poscia riguardare in sue,
Quasi aspettando pallido ed umile:

E vidi uscir dell'alto, e scender giue
Due angeli con duo spade affocate,
Tronche e private delle punte sue.

Verdi, comme fogliette pur mo nate,

Erano in veste, che da verdi penne
Percosse traean dietro e ventilate.

Deze lofzang past volkomen bij het vallen van den avond en het spoedig daarop volgende verschijnen der slang.

21. Dante zegt, dat de lezer het zich zelven zal te wijten hebben, indien hij de nu volgende allegorie niet begrijpt. Hij behoeft slechts aandachtig toe te zien en de ware beteekenis blijkt hem.

27. Dit zijn de beide Cherubim, eenmaal door God aan den ingang van het paradijs gesteld. De punten der zwaarden zijn afgebroken, dewijl de rechtvaardigheid verzacht wordt door de barmhartigheid. Gen. III, 24: Collocavit ante Paradisum voluptatis Cherubim et flammeum gladium atque versatilem, ad custodiendam viam ligni vitae.

30. Deze engelen zijn groen, dewijl zij de hoop voor

« PoprzedniaDalej »