Obrazy na stronie
PDF
ePub

op het getuigenis en het gezag der Kerk. Van hare majesteit komt onze zekerheid. Omdat de Kerk van Christus als de eerste Boeken van het Oud Testament de vijf Boeken van Moses noemt, daarom zijn wij zeker met de zekerheid des geloofs, dat de Pentateuch onder goddelijke ingeving geschreven is, en omdat zij ons, in de Schriften van het Nieuw Testament, met de woorden van Christus en van zijne apostelen, Moses als den schrijver dier Boeken aanwijst,, daarom kunnen wij hun ontstaan aan een ander dan aan Moses niet toeschrijven zonder letsel des geloofs.

[graphic]
[merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small]

H

et eerste Boek der H. Schriftuur heeft reeds in de Grieksche Septuagintvertaling den naam van «Genesis», dat is: wording of oorsprong, omdat het een aanvang neemt met den oorsprong der wereld. Daar het bovendien hoofdzakelijk geschreven werd om den oorsprong van het volk Gods aan te wijzen, verdient het ten volle zijnen naam. Het Boek Genesis bestaat uit twee onderscheidene deelen. Eerst geeft het tot XI 26 meer in het algemeen de geschiedenis der eerste menschheid, waarna het met de lotgevallen der stamvaders van Israël de wordingsgeschiedenis van Gods volk begint, om die geschiedenis tot den dood van Joseph in Egypte voort te zetten.

Maar nog op een andere verdeeling wordt door den schrijver zelf gewezen. Na het verhaal van de schepping der wereld, dat de plechtstatige inleiding vormt, bestaat geheel het Boek uit tien stukken van ongelijke uitgebreidheid en belangrijkheid, welke telkens als «generationes> worden aangekondigd. Over de beteekenis van dit woord, dat letterlijk geslachten» beteekent, maar dikwijls meer het begrip van <geschiedverhaal» uitdrukt, wordt later gesproken.

In die tien stukken nu of verhalen, welke steeds door een beknopte en beperkte herhaling zijn aaneengeschakeld, is overal eenzelfde orde

vastgehouden. Op de algemeene geschiedenis der vier eerste afdeelingen volgt in de vijfde de bijzondere geslachtslijst van Sem tot Thare, den vader van Abraham, waarna de laatste vijf uitsluitend de aandacht bepalen tot Abraham en diens nakomelingschap en wel ten slotte eenig en alleen tot Jacob met zijn huisgezin. Naarmate derhalve de verhaler voortgaat en allengs van de algemeene wereldhistorie tot de bijzondere familiegeschiedenis vordert, moeten noodzakelijk vele menschengeslachten voor goed verdwijnen, moeten bijv. de nakomelingen van Caïn, van Cham en Japheth, van Ismaël en Esau, wijl hunne lotgevallen niet meer ter zake doen, uit het geschiedverhaal worden verwijderd en uitgestooten. Dit nu gebeurt altijd in dier voege, dat met dusdanige geslachten eerst ten volle wordt afgehandeld, alvorens zich het ééne uitverkoren geslacht van Gods volk op de baan der ontwikkeling voortbeweegt. Alzoo komt Seth na de zeven geslachten van Caïn, gaan de geslachten van Japheth en Cham vóór die van den gezegenden Sem, de geslachten van Ismaël vóór die van Isaäc en wederom de geslachten van Esau vóór die van Jacob. En ook op diezelfde proleptische of vooruitverhalende manier wordt in de afzonderlijke «generationes» het leven der hoofdpersonen, bijv. van Adam en Sem, van Abraham en Isaäc, met opgave van het getal hunner jaren besloten, al duurde dan ook, volgens die opgave zelve, dat leven in het verhaal der volgende afdeeling nog voort. Het is zaak, om op dien proleptischen schrijftrant wel te letten. dien de gewijde schrijver met opzet koos, om op die wijze alles vooraf uit den weg te ruimen, wat hem anders later, naar gelang hij voortschreed, in zijn gang kon belemmeren en vertragen.

Ten einde plan en orde in het Boek Genesis duidelijk blijke, volgt thans in het kort de hoofdinhoud.

Na de inleiding van het scheppingsverhaal komen:

1. De geslachten van hemel en aarde II 4 IV 26. Onder dien titel wordt de gelukstaat van Adam en Eva, hunne zonde en de straf dier zonde beschreven. Te midden van die ellende belooft echter God voor de toekomst de overwinning op het helsche serpent. Met de ontwikkeling der menschheid toont zich nu naast het goed ook het kwaad. Caïn doodt Abel, die door Seth wordt vervangen. Niet langer is dan de gevloekte broedermoorder belangrijk voor de gewijde geschiedenis en de optelling van Caïn's geslachten besluit daarom deze afdeeling.

2. De geslachten van Adam V 1 VI 8. De nakomelingschap van Adam langs Seth tot Noë wordt opgenoemd, waarna het verhaal volgt van het algemeen bederf ten gevolge der vermenging van goeden met boozen. Alleen Noë vindt genade bij God.

3. De geslachten van Noë VI 9 IX 29. Tot straf van het algemeen bederf overstroomt de zondvloed de aarde en alleen Noë met zijn gezin blijft gespaard. God sluit een verbond met hem en zijne zonen, maar reeds een van de drie stamvaders der nieuwe menschheid haalt zich door zijne boosheid den vloek op den hals. 4. De geslachten der zonen van Noë X 1 verschillende geslachten en volken, welke voortgesproten, de aarde bevolkt hebben. tot de splitsing in verschillende volken de

XI 9. Vocrop staan de uit Japheth, Cham en Sem Daarna wordt verhaald, wat eerste aanleiding gaf. Om

de hoovaardij der menschen bij Babel's torenbouw verwarde God de taal en verstrooide Hij hen over de aarde.

5. De geslachten van Sem XI 10-26. Met uitsluiting van alle andere geslachten vindt hier alleen die nakomelingschap van Sem vermelding, welke in rechte lijn afdaalt tot Thare, den vader van Abraham.

6. De geslachten van Thare XI 27 - XXV 11. Deze afdeeling geeft de levensgeschiedenis van Abraham, die door God geroepen, uit Chaldea naar Chanaän trekt, waar God hem den stamvader maakt van het toekomstig bondsvolk.

7. De geslachten van Ismaël XXV 12-18. Alvorens deze zoon van Abraham, niet de erfzoon, uit de geschiedenis verdwijnt, worden hier in het kort de uit hem gesproten volken opgeteld.

8. De geslachten van Isaac XXV 19-XXXV 29. Onder dien titel is hoofdzakelijk de geschiedenis van Isaäc's zonen, Esau en Jacob, begrepen.

De geslachten van Esau XXXVI 1-43. De historische ontwikkeling van Esau tot het volk der Edomieten is hier beschreven. Daarbij werd ingelascht de geslachtsgeschiedenis der Horreërs op Seïr's gebergte, waar zich Esau met zijne nakomelingschap, gescheiden van het volk Gods, vestigde.

10. De geslachten van Jacob XXXVII 2 - L 26. Deze laatste afdeeling geeft Jacob's geschiedenis in zijne zonen en eindigt met zijn dood en den dood van Joseph.

Zoo dan gaat de verhaler geleidelijk en in rechte lijn voorwaarts van Adain tot Abraham en diens uitverkoren geslacht, en heeft hij kennelijk altijd het ééne doel voor oogen, om Israël's ontwikkelingsgeschiedenis te boek te stellen. Omvat ook zijn verhaal in den aanvang hemel en aarde en geheel de menschheid, het is geheel overeenkomstig dat doel. Zonder de kennis toch van God, den Schepper van alles, kon Israël niet weten, in wat verhouding het tot dien Schepper en tot het heelal stond, en zoo het niet van paradijs en zondeval en toekomstigen Verlosser gehoord had, zou het onmogelijk zijne waardigheid van volk Gods gewaardeerd, zich zelf begrepen hebben. Ook moest de gemeenschappelijke oorsprong met heel de menschheid en de bijzondere verwantschap met enkele volken in het licht gesteld worden, ten einde Israël volgens die wetenschap zijn gedrag zou regelen. Zoo schemert dan reeds, zelfs waar alles nog wereldgeschiedenis is, dat ééne doel door, wat echter eerst zonneklaar uitschijnt, waar Abraham's familiegeschiedenis begint. Hetgeen tegen Moses als schrijver wordt ingebracht, is in de algemeene inleiding aangestipt. Niettemin worde nog even de aandacht gevestigd op het gebruik der Godsnamen Elohim en Jehova, welke in de Vulgaat geregeld vertaald zijn: Elohim met Deus en Jehova met Dominus. Waarom nu in enkele verhalen (bijv. in het scheppingsverhaal I en II) alleen Elohim, in andere verhalen (zie bijv. in Abraham's geschiedenis XII-XIII) nergens Elohim maar Jehova, waarom in de meeste verhalen nu Elohim dan Jehova, of ook wel Jehova Elohim (bijv. II 4—22) als naam van God voorkomt, die vraag vindt haar antwoord in een andere vraag: waarom ook door ons de Zoon Gods nu eens Heer, dan wederom Heiland of wel Heer en Heiland genoemd wordt. Voorzeker hebben Elohim en Jehova hun eigen beteekenis en wordt daarom meermalen nu deze dan

gene naam bij voorkeur gebezigd. Elohim is God in zijne kracht en grootheid en vandaar dat in het scheppingsverhaal alleen die naam wordt gevonden. Jehova is God in zijne openbaring aan de menschen en vandaar dat bijzonder in Abraham's geschiedenis God als de God des verbonds zoo dikwijls den naam van Jehova voert, bij welken naanı dan ook later Israël Hem bij voorkeur zijnen God noemde, terwijl met den meer algemeenen Godsnaam Elohim ook de goden der heidenen werden aangeduid. Ja zelfs geeft niet zelden juist die verschillende beteekenis verklaring van het feit, dat beide namen in eenzelfde verhaal en nevens elkander gebezigd worden. Zoo verschijnt aanstonds, waar de geschiedenis der menschheid aanvangt II 4, Jehova Elohim als om aan te duiden, dat een en dezelfde God hemel en aarde geschapen en zich gewaardigd heeft de menschen lief te hebben. Maar al hebben die twee namen verschillende beteekenis, zij zijn namen van den éénen God en kunnen derhalve afwisselend en naar verkiezing gebruikt worden, gelijk dat inderdaad menigvuldig gebeurt. En zoo heeft het eigenaardig gebruik der Godsnamen ten nadeele van Moses hoegenaamd geen bewijskracht.

Wat de waarde van het Boek Genesis betreft, zij heeft na dit alles geen toelichting noodig. Op den Pentateuch is heel de Schriftuur van Oud en Nieuw verbond opgebouwd en Genesis is voor de overige Boeken van den Pentateuch de onmisbare grondslag.

« PoprzedniaDalej »