Obrazy na stronie
PDF
ePub

mutatum est, et illud pro quo mutatum est, consecratum erit Domino.

11. Animal immundum, quod immolari Domino non potest, si quis Voverit, adducetur ante sacerdotem.

12. Qui judicans utrum bonum an malum sit, statuet pretium.

13. Quod si dare voluerit is, qui offert, addet supra æstimationem quintam partem.

14. Homo si voverit domum suam, et sanctificaverit Domino, considerabit eam sacerdos utrum bona an mala sit, et juxta pretium, quod ab eo fuerit constitutum, venumdabitur:

15. Sin autem ille, qui voverat, voluerit redimere eam, dabit quintam partem æstimationis supra, et habebit domum.

16. Quod si agrum possessionis suæ voverit, et consecraverit Domino: juxta mensuram sementis æstimabitur pretium: si triginta modiis hordei seritur terra, quinquaginta siclis venumdetur argenti.

17. Si statim ab anno incipientis jubilæi voverit agrum, quanto valere potest, tanto æstimabitur.

18. Sin autem post aliquantum temporis: supputabit sacerdos pecuniam juxta annorum, qui reliqui

3) Waarschijnlijk bij wijze van boete of schadeloosstelling (vgl. V 16), omdat het aan God beloofde niettemin werd behouden.

4) Van een akker in erfbezit is sprake. Het tweede halfvers luidt in het Hebr.: <het zaaikoren van een chomer gerst voor vijftig sikkels zilver», waarmede de wijze van schatting is aangegeven. Zulk een akker gold zooveel maal vijftig sikkels als er chomers zaaikoren noodig waren voor dien akker. Vgl. echter de volgende verzen. De cho

wisselt, zal en het verwisselde en dat, waarvoor het verwisseld is, den Heer toegeheiligd zijn. 11. Indien iemand een onrein dier belooft, dat den Heer niet geofferd kan worden, zal het voor den priester gebracht worden.

12. En deze zal beoordeelen, of het goed of slecht is, en den prijs vaststellen.

13. En bijaldien hij, die het aanbiedt, wil betalen, zal hij een vijfde deel boven de schatting er bij voegen3).

14. Indien een mensch zijn huis belooft en den Heer toeheiligt, zal de priester het bezien of het goed of slecht is, en volgens den prijs, die door hem is vastgesteld, zal het verkocht worden.

15. Maar indien degene, die beloofde, het wil lossen, zal hij een vijfde deel der schatting er bij geven, en hij zal het huis hebben.

16. En bijaldien hij een akker van zijne bezitting belooft en den Heer toeheiligt, zal naar de hoeveelheid van het zaaikoren de prijs geschat worden; indien het land met dertig maten gerst bezaaid wordt, moet het voor vijftig sikkels zilver verkocht worden1).

17. Indien hij terstond met het begin van het jubeljaar den akker belooft, zal deze zoo hoog geschat worden als hij waarde kan hebben3).

18. Maar is het eenige tijd daarna, dan zal de priester het geld berekenen volgens het getal jaren, welke

[ocr errors]

mer, eene maat voor droge waren, bedroeg_tien epha. Vgl. XIX noot 24. 5) Met het begin van het jubeljaar, Hebr. van het jubeljaar af. Bedoeld is het begin van het nieuwe tijdvak na het jubeljaar. In plaats van zal deze zoo hoog enz., heeft het Hebr.: zal het naar uwe (de in het vorige vers bepaalde) schatting vaststaan». De berekening derhalve (vijftig sikkels voor vijftig jaren) was tegen één sikkel telken jare op iederen chomer zaaikoren.

sunt, numerum usque ad jubilæum, et detrahetur ex pretio.

19. Quod si voluerit redimere agrum ille, qui voverat, addet quintam partem æstimatæ pecuniæ, et possidebit eum.

20. Sin autem noluerit redimere, sed alteri cuilibet fuerit venumdatus, ultra eum qui voverat redimere non poterit:

21. Quia cum jubilæi venerit dies, sanctificatus erit Domino, et possessio consecrata ad jus pertinet

sacerdotum.

22. Si ager emptus est, et non de possessione majorum sanctificatus fuerit Domino,

23. Supputabit sacerdos juxta annorum numerum usque ad jubilæum, pretium: et dabit ille qui voverat eum, Domino.

24. In jubilæo autem revertetur ad priorem dominum, qui vendiderat eum, et habuerat in sorte possessionis suæ.

25. Omnis æstimatio siclo San

nog overblijven tot aan het jubeljaar, en het zal van den prijs wor den afgetrokken).

19.

En bijaldien degene, die beloofde, den akker wil lossen, zal hij een vijfde deel van het geld der schatting er bij voegen, en hij zal dien bezitten.

20. Doch zoo hij hem niet wil lossen, maar deze aan iemand anders verkocht wordt'), zal degene, die beloofde, dien niet meer kunnen lossen;

21. want wanneer de dag van het jubeljaar komt, zal die den Heer toegeheiligd zijn, en een toegewijde bezitting behoort rechtens aan de priesters.

22. Indien een akker, die gekocht is en niet tot de bezitting der voorouders behoort, den Heer wordt toegeheiligd,

23. zal de priester volgens het getal jaren tot aan het jubeljaar den prijs berekenen; en hij, die hem beloofde, zal aan den Heer betalens).

24. Maar in het jubeljaar zal die terugkomen aan zijn vroegeren heer, die hem verkocht en als het erfdeel zijner bezitting bezeten heeft.

25. Alle schatting zal naar het gectuarii ponderabitur. Siclus viginti wicht van den sikkel des heiligdoms

6) Van den vollen prijs, vijftig sik kels op éénen chomer zaaikoren, werden zooveel sikkels op iederen chomer afgetrokken, als er reeds jaren na het jubeljaar verloopen waren. Zie de vorige noot.

Volgens de Vulgaat kan het geval bedoeld zijn, dat de niet geloste akker door de priesters ten bate van het heiligdom verkocht is. De grondtekst heeft: Als hij echter den akker niet lost en als hij den akker aan een ander verkoopt (hetgeen zeker ongeoorloofd was), dan zal die niet meer gelost worden». Dan, zooals de grondtekst v. 21 zegt, gold die akker in het jubeljaar heilig voor Jehova, gelijk de akker onder bangelofte (cherem, zie v. 28), en werd hij eigendom der priesters.

8) Een gekochte akker was slechts

in vruchtgebruik en de eigenaar had immer het recht zijn verkocht erfgoed te lossen (XXV 25-27). De Wet sluit hier de mogelijkheid uit, dat zulk een akker aan het heiligdom kan worden weggeschonker. De belofte des vruchtgebruikers moet dan worden vervuld door betaling der geldswaarde. En die betaling geschiedde, volgens den grondtekst, op denzelfden dag», d. i. niet in jaarlijksche termijnen, zooals waarschijnlijk bij de vorige gevallen (v. 16-19) geoorloofd was, maar terstond in haar geheel. De reden hiervan is wellicht, omdat anders, wanneer het vruchtgebruik des akkers bij lossing te niet ging, ook de aangegane verplichting gemakkelijk verwaarloosd kon worden.

obolos habet. Exod. XXX 13; Num. III 47; Ez. XLV 12.

26. Primogenita, quæ ad Dominum pertinent, nemo sanctificare poterit et vovere: sive bos, sive ovis fuerit, Domini sunt.

27. Quod si immundum est animal, redimet qui obtulit, juxta æstimationem tuam, et addet quintam partem pretii: si redimere noluerit, vendetur alteri quantocumque a te fuerit æstimatum.

28. Omne, quod Domino consecratur, sive homo fuerit, sive animal, sive ager, non vendetur, nec redimi poterit. Quidquid semel fuerit consecratum, sanctum sanctorum erit Domino.

29. Et omnis consecratio, quæ offertur ab homine, non redimetur, sed morte morietur.

30. Omnes decimæ terræ, sive de frugibus, sive de pomis arborum, Domini sunt, et illi sanctificantur.

31. Si quis autem voluerit redimere decimas suas, addet quintam partem earum.

32. Omnium decimarum bovis et ovis et capræ, quæ sub pastoris

9) Vgl. Exod. XXX noot 9. 10) Krachtens de Wet is het reeds Gods eigendom. Zie Exod. XIII 2, 12, 15; XXXIV 19.

1) Het eerstgeborene der onreine dieren werd met een stuk rein vee verwisseld of anders gedood, zooals bepaaldelijk aangaande den ezel, waarschijnlijk bij wijze van voorbeeld, verordend was (Exod. XIII 13; XXXIV 20). In het eerste geval kon het vrijgekochte dier wederom aan God beloofd worden. Vgl. voor het vijfde deel noot 3.

12) Bedoeld is de bangelofte, Hebr. cherem», welke geene loskooping toeliet, maar het beloofde onherroepelijk tot Gods eigendom maakte.

18) In het Hebr. is de op menschen toegepaste «cherem bedoeld, de ban

gedaan worden. De sikkel heeft twintig obolen3).

26. Het eerstgeborene, dat aan den Heer toebehoort, zal niemand kunnen toeheiligen en beloven; hetzij het een rund of een schaap is, zij behooren den Heer10).

27. En bijaldien het een onrein dier is, zal hij, die het aanbood, volgens uwe schatting het lossen en het vijfde deel van den prijs er bij voegen; indien hij het niet wil lossen, zal het aan een ander verkocht worden voor zooveel als het door u geschat is11).

28. Alles, wat den Heer wordt toegewijd, hetzij het een mensch is of een dier of een akker, het zal niet verkocht en niet gelost kunnen worden. Wat eenmaal toegewijd is, zal den Heer allerheiligst zijn12).

29. En al het toegewijde, dat aangeboden wordt door een mensch18), zal niet gelost worden, maar den dood sterven.

30. Alle tienden des lands, hetzij van de veldvruchten, hetzij van de boomvruchten, behooren den Heer en zijn Hem toegeheiligd.

31. Indien echter iemand zijne tienden wil lossen, zal hij het vijfde deel daarvan er bij voegen14).

32. Van alle tienden van rund en schaap en geit, van hetgeen onder den staf des herders15) doorgaat,

gelofte als banvloek, waardoor somtijds ter eere Gods vijanden van God en van Israël aan dood en verdelging werden toegewijd. Zoo moest de Israëliet, die afgoderij bedreef, gedood (Hebr. met den ban getroffen) worden. Vgl. Exod. XXII 20. Zie ook Jos. VI 17-19.

14) Het geven van tienden, waarvan reeds Gen. XXVIII 22 en XIV 20 melding maakt, was voor Israël een jaarlijksche belasting, welke het aan Jehova als aan den landheer verschuldigd was. Waartoe de tienden strekten, zegt Num. XVIII 21-32.

15) Des herders, die het vee telt, wanneer het uit de omheining komt en in de omheining terugkeert. Jaarlijks geschiedde die tiendheffing van het nieuwe vee.

[merged small][merged small][merged small][merged small][graphic][ocr errors][merged small][ocr errors][ocr errors][ocr errors]
[graphic]

Het Boek Numeri

OF

[ocr errors]

DER GETALLEN.

INLEIDING.

Het vierde Boek van Moses ontleent zijnen naam aan de ge

tallen der volkstelling, waarmede het aanvangt, of wel heet het zoo volgens anderen naar de twee daarin beschreven volkstellingen, welke de getalsterkte van geheel Israël aangeven.

Numeri is grootendeels geschied verhaal en als zoodanig eene voortzetting vooral van Exodus, want in Leviticus met zijn talrijke wetten vorderde de geschiedenis weinig. Immers werd in het tweede jaar na den Uittocht, den eersten dag der eerste maand, de tabernakel opgericht en geheiligd, bij dat besluit van Exodus voegt Leviticus alleen de daarmede samenhet hangende zevendaagsche wijding van brandofferaltaar en priesters, eerste optreden des hoogepriesters op den volgenden achtsten dag der zelfde eerste maand en de straf van Nadab en Abiu (Lev. VIII-X. 2). Het begin nu van Numeri dagteekent van den eersten dag der tweede maand in hetzelfde tweede jaar, terwijl daarenboven enkele, eveneens in Numeri (VII en VIII) verhaalde gebeurtenissen wellicht reeds in de eerste maand plaats grepen. Derhalve sluit zich het Boek der Getallen onmiddellijk aan bij de twee voorgaande Boeken en beslaat het, gelijk bij vergelijking van Deut. I 3 blijkt, eene tijdruimte van bijkans negen en dertig jaren.

« PoprzedniaDalej »