Obrazy na stronie
PDF
ePub

truid te paard achter den ruiter dien ze tegen Satan beschermt, en we zien hen den marteldood lijden. Dan zien we weer hunne heiligdommen, het eenvoudige wondere kruisbeeld in een boom, het primitieve kapelletje en de groote basiliek waar ze vereerd worden, het landschap er om heen, de zee waarop hun wonderkracht is uitgeoefend. We zien ook den stroom der geloovigen, zoowel statige processies op den feestdag, als vereerders van elken rang en stand, kreupelen, lammen en blinden die genezing zoeken, ridders en boeren die voor hun paarden en hun vee de hulp van den heilige komen inroepen. De auteur vergunde ons, een paar prentjes als voorbeelden aan deze bespreking toe te voegen; ze kunnen van den rijkdom van de geheele verzameling natuurlijk geen indruk geven.

Met den tekst is het evenzoo. Wie kennis wil maken met dezen onuitputtelijken voorraad berichten over de Roomsch-Nederlandsche devotie door de eeuwen heen, moet het uitvoerige en toch zoo beknopte werk telkens en telkens weer ter hand nemen. Een paar staaltjes uit zoo ver mogelijk uiteenliggende tijden mogen hier volgen. Ziehier een getuigenis van een middelnederlandsch dichter, Van Velthem, over de wondergenezingen tusschen Sichem en Diest in den heidenschen tijd:

In dezen tiden was ganginge mede
Tuscen Zichgen ende Diest der Stede,
Rechte bina te middewerde;

Daer dede menich sine bedevarde

Tot ere eyken, dat si u cont,

Die alse een cruse gewassen stont,

Met twee rayen gaende wt;

Daer menich qwam overluut,

Die daer ane hinc scerpe ende staf

Ende seide: Dat hi genesen wer daer af!

Som liepense onder den boem;

Dus quam hem voren in haren droem:

Dat si van den boem genasen.

Aldus so quamen daer die dwasen;

Ende die waren meest siec van den rede,

Ende vele verlorne daer op tie stede.

Dit duerde wel een half jaer;

So dat menige scerpe hinc daer

Ende menich staf aen den boem.

Een eenvoudig maar typisch voorbeeld van de gewone versjes op de vaantjes is het volgende uit Mechelen:

Bedevaert naar O. L. V. van Hanswyck.

Ziet hoe 't volk, en arm en rijk,
Biddend snelt naar Hanzewyck.
Peerd en ezel moeten meê
Naar de wijd vermaarde steê,
Waar vóór 't wonderdadig beeld
't Grievendst lijden wordt geheeld.

Toon, o Maagd van Hanzewyck,
Koningin van 't Hemelrijk,
Toon, dat gij ons Moeder zijt,
Troosteres voor al wat lijdt.
Zegen 't veld, en werkmans steê
Houd ons vaderland in vreê.

Tot besluit volgt hier een mirakel van de allerberoemdste bedevaartplaats Scherpenheuvel, uit den oorlogstijd, enkele jaren geleden. De au

teur noteerde het uit het Antwerpsche Morgenblad van 25 September 1914. Hij stelde mij welwillend in staat, hier den oprechten Nederlandschen tekst te geven:

„De Pruisen trokken Scherpenheuvel binnen. En zij trokken regelrecht op naar de kerk, Maria's heiligdom.,,Opent de deur" geboden ze. Maar de menschen, die er waren, stonden bevend rondom,,,Opent ze". De menschen dorsten niet. Toen gingen er de soldaten aan staan, en stieten tegen de kerkpoort met hun geweerkolven. Maar de deuren waren gegrendeld en schenen versterkt van binnen. Zij gaven niet toe. Nu scheen de hoofdman wit van woede en beval, dat ze open gebeukt moesten worden. Maar onmogelijk. „,Goed, zei hij, zet er de kanonnen voor en schiet ze tot gruis". En de kanonnen werden gericht. Maar op hetzelfde oogenblik werden de deuren van binnen geopend en begonnen langzaam te wijken. Doch daar binnen was geen hand, die ze bewegen kon. De hoofdman ging er binnen en vond er dan ook niemand. Toen gebood hij den soldaten er de paarden te stallen. De paarden stallen in Maria's heiligdom. En de paarden kwamen. Maar het eerste paard, dat er de hoeven op den drempel zette, viel morsdood voor de kerk neer. En de hoofdman werd beangst. Hij stond een oogenblik te weifelen. Dan commandeert hij,,terug". En de Pruisen vertrokken. Maar zonder dat één koord bewoog, luidden zachtjes, heel zachtjes aan, al de klokken van Scherpenheuvel.'

C. P. B. Jr.

UIT NOORD- EN ZUID-NEDERLANDSCHE BIBLIOTHEKEN.

RIJKSCOMMISSIE IN ZAKE BIBLIOTHEEKWEZEN.

Den 15en December 1922 had te 's-Gravenhage in het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen de installatie plaats van eene Rijkscommissie van advies in zaken behoorende tot het bibliotheekwezen. Namens den Minister zette de heer M. J. Duparc de overwegingen uiteen, die tot de instelling van deze commissie hadden geleid. Hoewel de verstandhouding tusschen de Nederlandsche bibliotheken uitstekend mag genoemd worden, ontbrak tot nogtoe eene organisatie die de samenwerking voor de gemeenschappelijke belangen kan bevorderen, waardoor b.v. het boekenbezit dier bibliotheken meer dan thans het geval is, ten algemeenen nutte zou kunnen komen, terwijl er op het gebied van het bibliotheekwezen tal van vraagstukken zijn, welke, door eene bevoegde commissie in studie genomen, tot oplossing kunnen worden gebracht. Met belangstelling ziet de Regeering daarom de resultaten te gemoet van de samenwerking in deze Commissie van vertegenwoordigers van de grootere en de kleinere wetenschappelijke bibliotheken en van anderen die op het gebied van het bibliotheekwezen tot de deskundigen kunnen worden gerekend, waartoe zij ook de Centrale Vereeniging voor Openbare Leeszalen rekent.

Dr. P. C. Molhuysen, voorzitter der commissie, beantwoordde deze toespraak, herdacht de reorganisatie van ruim een halve eeuw geleden, waaraan vooral de namen van Pluygers en Tiele verbonden zijn, en waarop wij moeten voortbouwen om tot eene organisatie van ons geheele bibliotheekwezen te komen. De samenstelling der commissie is drieledig: de bibliothecarissen der groote bibliotheken, vertegenwoordigers

van verscheidene groepen van kleine bibliotheken, en van de leeszalen, en zij die terwille van hun kennis van bibliotheekzaken en als critisch element geroepen zijn om mede te werken. Het arbeidsveld is: advies uitbrengen, bestudeeren van vraagstukken op bibliotheekgebied, voorstellen doen, en uitgaven voorbereiden; ook de opleiding van den bibliotheekambtenaar is een onderwerp dat wel spoedig de aandacht zal vragen. Organisatie van een periodiek bibliothecarissen-congres is meer de taak van particuliere organisatie, maar de moreele steun van de comsie zal in elk geval ook daarvoor worden ingeroepen.

EEN HANDBIBLIOTHEEK Voor NEDERLANDSCHE GESCHIEDENIS.

De organisatie onzer bibliotheken wordt tegenwoordig ernstig op de proef gesteld. De mooie opzet van de centraliseerende bibliotheek, door Pluygers en Tiele in der tijd te Leiden ingevoerd en gaandeweg in ons heele bibliotheekwezen doorgedrongen, heeft een zwaren strijd te voeren. Iedereen profiteert er van, en toch geeft hij volstrekt niet algemeen bevrediging. Met twee algemeene catalogussen, al zijn ze nog zoo goed bijgehouden, is toch niet ieder zoeker voldoende geholpen. En het personeel mag zijn uiterste best doen om met eigen ervaring, geoefend geheugen en steeds vaardigen raad te helpen men verlangt altijd weer naar een ideaal dat niet vervuld wordt toegang tot de boeken, en deze zoo bijeen geplaatst dat men er met vrucht in snuffelen kan En zoo ontstaan overal naast de centrale bibliotheek weer tal van kleine handbibliotheekjes, die gedeeltelijk, voor een kleine groep, eenige voldoening geven, maar tegelijk juist een belangrijk deel van den boekenschat aan het algemeen gebruik onttrekken, en ook lang niet alle goed opgesteld en zelfs voor dien kleinen kring waarvoor ze dienen, gemakkelijk te hanteeren zijn.

-

Te Amsterdam zijn er tal van bibliotheken in de laboratoria en in de collegekamers, waarop dit van volle toepassing is. Aan de Universiteitsbibliotheek wordt echter ook gestreefd naar een beteren uitweg. Twee speciale collecties zijn sinds jaren in afzonderlijke kamers opgesteld, terwijl ze deel blijven uitmaken van degroote bibliotheek, en de bezoekers er door speciale deskundigen worden voorgelicht; de Bibliotheca Rosenthaliana op het gebied der Hebreeuwsche en Joodsche letteren, het Vondelmuseum op dat der oude Nederlandsche letteren. Beide verzamelingen bewijzen veel dienst, maar beide lijden, evenals alles op bibliotheekgebied, aan gebrekkige ruimte en middelen. Voor het Bilderdijkmuseum, dat zich bij het Vondelmuseum moest aansluiten, is zelfs in het bibliotheekgebouw vooreerst geene plaats te vinden.

ор

Toch is nu een nieuwe proef genomen. Waar het gemis van eene vakopstelling wel het meest gevoeld wordt, is het gebied van de Nederlandsche geschiedenis. Welnu, in een eenvoudige bovenkamer zijn we nu begonnen met eene bijeenplaatsing van boeken op dat gebied van studie; de talrijke doubletten maakten den eersten opzet mogelijk, zonder iets aan de groote bibliotheek te onttrekken. De catalogiseering van deze handbibliotheek is nu door de zorg van den heer J. W. Enschede, die als Conservator daaraan een deel van zijn tijd wijdt, ver genoeg gevorderd, en het locaal is eenvoudig gemeubeld, zoodat bezoekers er terecht kunnen. De conservator zelf en een ambtenaar die onder zijne leiding werkt, zullen hun zooveel mogelijk bij hun zoeken helpen. De geheele opzet is nog klein en eenvoudig; als de kwade tijd van tegenwoordig voorbij is, zal uit deze kiem wellicht iets goeds groeien.

[ocr errors]

DE CATALOGUS VAN DE GRONINGSCHE UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK.

Sinds meer dan een halve eeuw scheen het vast te staan, dat van onze grootere bibliotheken geen algemeene catalogussen meer zouden verschijnen. Wel geldt het drukken van alle catalogustitels als een vereischte, maar de druk dient alleen om eenvormige, bruikbare titels in meer dan één exemplaar te verkrijgen voor de groote kaartcatalogussen. De Groningsche bibliothecaris is het geheel met deze opvatting eens. Van den druk van de titels is hij een krachtig voorstander. Juist in Groningen was de druk tot dusver achterwege gelaten; men behielp zich met getypte titels, en deze begonnen zóó te verbleeken dat vervanging dringend noodig was. Zou men weer op nieuw gaan typen? Bij de drukkosten van tegenwoordig moest dit zeker wel overwogen worden, maar wijselijk werd daarvan afgezien, en ondanks den slechten tijd tot drukken besloten. Wel een les voor betweterige, maar onpractische bezuinigingsdrijvers, die juist weer den druk door de schrijfmachine mochten willen vervangen. Ziehier de weloverwogen verdediging van den druk door den Groningschen bibliothecaris.,,Door het drukken zou bovendiend. w. z. behalve de duidelijkheid en de onverbleekbaarheid het groote voordeel verkregen worden van een tweede exemplaar, in de leeszaal te plaatsen, en van de mogelijkheid eener volledige aanvulling van de catalogi der personalia en typographica, die, op een zeker moment begonnen, de titels misten van de op dat oogenblik reeds aanwezige werken. Eindelijk nog kan zóó een reservefonds geschapen worden, onmiddellijk bruikbaar voor eventueele nieuwe catalogi of voor zuivere titelverzamelingen, voor centrale catalogi b.v., waarvan die der Groningsche bibliotheek een onderdeel zou vormen."

"

Bij het nemen van het besluit tot den druk, lag echter de uitgaaf in boekvorm volstrekt niet in het plan. De Bibliothecaris acht den vorm van catalogus voor een zeer omvangrijke, sterk aanzwellende, heterogene verzameling als die eener universiteitsbibliotheek in haar geheel" van twijfelachtig nut, ja,,min of meer misleidend", omdat ieder deel der beschrijving, op het oogenblik der verschijning, door onvolledigheid reeds verouderd" is. Toch besloot hij op verzoek van ambtgenooten tot het doen vervaardigen van eenige weinige exemplaren in boekvorm, en zoo ontvingen de groote bibliotheken nu een zeer lijvig boekdeel kolommen van de op normale breedte gedrukte titels-, loopende van A tot D. Aan de bibliotheken is het boek zeker met groote waardeering ontvangen, en zal het wel dikwijls met vrucht nageslagen worden. Daar is ook geen gevaar, dat men niet zal bedenken dat Groningen een geregelden aangroei heeft, en dus op elke letter nu al weer meer bezit, dan hier vermeld is.

-twee

Het boek is een blijvend monument voor het degelijke en gestadige werk aan de Groningsche bibliotheek; als bewerksters noemt de voorrede de dames Dr. J. M. Keyman en E. R. Kluyver.

EEN DERDE UITGAAF VAN DEN HAAGSCHEN LEESZAALCATALOGUS, Algemeene Katalogus [van de] Openbare leeszaal en bibliotheek, 'sGravenhage 1922.

Voor de derde maal sinds 1916 is de volledige Katalogus van de Haagsche Openbare leeszaal en bibliotheek verschenen. De eerste druk (omtr. 14.000 banden) had een oplaag van 4000 exemplaren; de tweede, in 1918 verschenen in 8.000 ex., vermeldde 20.000 banden; deze,

met 36.000 banden, is gedrukt in 12.000 exemplaren. De rangschikking is systematisch, met indeeling in 438 paragrafen. Van toevoeging van een alfabetisch register moest wegens de kosten worden afgezien. Ook de uitvoering zelve getuigt van zuinigheid. Het is dus geen mooi boek, maar zeker een practisch hulpmiddel voor de lezers. Vreemd doet echter de blauwe omslag aan met den titel in cubistische letters, die men eerst kan lezen als men op den binnentitel gezien heeft wat er staan moet. Dit is zeker niet practisch.

MEDEDEELINGEN.

CONGRES VAN BIBLIOTHECARISSEN EN BIBLIOPHILEN TE PARIJS, 3-9 APR. 1823.

Na het internationale congres te Brussel in 1910 zijn er twee nationale fransche congressen gehouden te Parijs in 1917 en 1920. Nu zal er weer een congres te Parijs worden gehouden, waartoe ook vreemde naties genoodigd worden, en waar vragen van algemeen belang zullen worden behandeld. Men hoopt van de deelneming van bibliothecarissen, bibliophilen, schrijvers, uitgevers, drukkers, boekverkoopers van verschillende landen voorlichting van allerlei aard, en wil hen meteen kennis doen maken met de schatten van de fransche bibliotheken, waartoe tentoonstellingen, voordrachten enz. zullen worden georganiseerd. Voorzitter is de heer Henri Martin van de Bibliothèque de l'Arsénal; het adres voor correspondentie is het Secrétariat général du Congrès des bibliothécares et des bibliophiles, au Collège de France, Place Marcellin-Berthelot, Paris (Ve). Men kan als lid toetreden door invulling van een aan het program gehecht formulier, voor 25 francs; eene vereeniging kan toetreden met vijf vertegenwoordigers voor 100 francs.

In drie secties worden behandeld: bibliotheken en bibliothecarissen; het gebruik van de bibliotheken en de verspreiding van het boek; de geschiedenis en de kunst van het boek. Het programma geeft een overzicht van de onderwerpen in elk dezer secties te behandelen: in de eerste de bewaring, de huisvesting, de inventariseering, het budget, het personeel, de opleiding, de aangroei der verzamelingen, de internationale ruil; in de tweede de bibliographie in den ruimsten zin en tal van andere onderwerpen, ook de reproductie

van boeken en handschriften, tentoonstellingen en verzamelingen annex aan bibliotheken enz.; in de derde de geschiedenis van het handschrift en van het boek, het muziekboek, de band, de ex-libris. Voor verdere bijzonderheden raadplege men het program.

Het comité ziet gaarne opgaaf tegemoet van mededeelingen die men denkt in te zenden. Deze moeten gesteld zijn in het Fransch, of vergezeld gaan van een fransch resumé en aan het Algemeene secretariaat gezonden worden vóór 1 Maart.

OUDE PERKAMENTBOEKJES BIJ HET ONDERWIJS.

In de zomervergadering van het Provinciaal Utrechtsch genootschap vertoonde de heer C. P. Burger Jr. eenige perkamentfragmentjes, uit oude banden voor den dag gekomen, waarin hij resten van leerboekjes uit de 16e, 17e en 18e eeuw herkend had. Vaak met lang zoeken aaneengepast geven ze ons blijk van het voortbestaan van oude 15e eeuwsche vrij primitieve leermiddelen in veel lateren tijd. Uit de eerste helft van de 16e eeuw is er een stuk van een Donaat, een fraaie perkamentdruk met een regel muziek boven den aanhef van de spraakkunst. Ook een boekje dat een uitgebreidere 16o eeuwsche uitgaaf is van het Abecedarium dat in onze prototypografie eene groote beteekenis heeft. Voorts zijn er uit de 17e eeuw en la ter een aantal eveneens op perkament gedrukte Abecedaria in Nederlandsche en protestantsche redactie. In een der volgende afleveringen van het Boek hopen we van deze merkwaardige drukwerkjes afbeeldingen en beschrijvingen te geven, met eene eenigszins volledige studie over dit onderwerp.

« PoprzedniaDalej »