Obrazy na stronie
PDF
ePub
[merged small][ocr errors][graphic]

in 1911 van een,,expositie der belangrijke verzameling van albums en van gewichtige documenten, betrekking hebbend op de vaderlandsche geschiedenis", in 1912 van,,de collectie geïllustreerde handschriften en boeken, kostbare boekbanden en boekversieringen, ..het.. gerestaureerde lokaal niet onwaardig." Hetzelfde jaar spreekt ook van een ,,ambtenaar, onder wiens directe leiding de afdeeling,,Museum" der bibliotheek is geplaatst", welke ambtenaar in 1913 beschrijvingen maakt „van de aanzienlijke verzameling van kostbare banden, die geleidelik in het bezit der bibliotheek is gekomen, en van de voornaamste handschriften die tot haar oud bezit behoren". Het is in verband met deze museumplannen dat er belangrijk gerestaureerd is in het hoofdgebouw. Behalve dat de vestibule aanmerkelik is opgeknapt, en o. a. de trap van een fraaie Louis XV-leuning voorzien, is het vooral de oude leeszaal die grondig onderhanden werd genomen. Het oude beschot dat dit vertrek scheidde van de vestibule, is vervangen door een monumentale deur; het plafond is ontdaan van lagen kalk en kwam daardoor frisser te voorschijn; door het plaatsen van een paar kasten kreeg de zaal een achthoekige vorm, terwijl een viertal medaillons van de schilder Tjeerd Bottema op de wanden werden aangebracht. Volledigheidshalve neem ik daarvan de beschrijving over uit het verslag over 1912.,,De motieven van de vier medaillons zijn genomen uit den Homerischen hymnus aan Hermes, waarbij de jeugdige god als symbool is genomen van het zich telkens hernieuwende leven der poëzie. Het onderwerp van het eerste medaillon, de ontmoeting van den jeugdigen Hermes met de schildpad op den drempel van de grot waarin hij het levenslicht heeft aanschouwd, wijst op de eerste aandoening van verwondering bij het ontdekken van het leven dat de grond is van alle poëzie. De tweede voorstelling, Hermes van de schildpad zich de lier vervaardigende met zevensnaren, verbeeldt den dichter die, zijn speeltuig makend, den vorm vindt waarin zijn geest zich uit. Het derde medaillon, Hermes het eerste offer verrichtende, toont ons den dichter die in innige gemeenschap met zijn hart, zijn geest verheft buiten de enge perken van eigen daden en van eigen ik. Het vierde, het verbond en het samengaan van den jeugdigen god met Apollo, stelt de poëzie voor, die, haar zelfstandigheid verkregen hebbende, zich vrij kan aansluiten aan de schoonheid, de wijsheid, en de macht van het geheele geestelijk leven der menschheid." De twee zalen aan weerszijden van dit hoofdvertrek, bestemd voor de tentoonstelling der biblio

[graphic][merged small]

theeksschatten" (verslag 1910) zijn ruimer gemaakt door er kleinere lokalen bij te trekken, waaruit trappen werden weggebroken. De ene, vroeger de kleine leeszaal, was nu bestemd,,voor expositie der belangrijke verzameling van albums en van gewichtige documenten betrekking hebbend op de vaderlandsche geschiedenis" (1911), de andere, vroeger uitleenbureau, zou worden „bureaukamer van den ambtenaar onder wiens directe leiding de afdeeling ,Museum" der bibliotheek is geplaatst" (1912). Verder werden tot het complex der te restaureren zalen geacht te behoren de voormaligekunstzaal die tot een kleine gehoorzaal zou worden ingericht en de daarmee door een overloop verbonden Louis XV-kamer aan de voorzijde van het gebouw, over welks bestemming de verslagen zwijgen.

[ocr errors]

Over het tempo waarin deze restauratie, waarvan het doel moest zijn,,niet alleen iets tot stand te brengen dat mooi is, uitsluitend op zichzelf, maar om in de Rijksbibliotheek een gebouw te toonen, waard om het edele en mooie te bevatten, en tentoon te stellen" (1910) is de vorige directeur wel wat al te optimisties geweest. Meende hij in 1910, dat het jaar 1911, misschien ook 1912, wel zoude voorbijgaan, voordat alle localen van het Museum geheel gereed en gemeubeld zouden zijn, uit de achtereenvolgende mededelingen over dit punt in de jaarverslagen van 1910 tot 1920 blijkt dat er ondanks zijn herhaald aandringen niet bepaald met verbijsterende vaart gewerkt is. Van in gebruik nemen dezer localen is zelfs in 1920 nog niet heel veel gekomen. Wat was er toen gereed? In de grote zaal stonden een drietal ledige vitrines, en enkele kleine kasten, terwijl in een der vaste hoekkasten de verzameling Elzeviers was onderdak gebracht; langs de wanden in de kleine oude leeszaal waren fraaie en merkwaardige banden geplaatst; verder meubilair ontbrak; de oude uitleenkamer is een korte tijd in gebruik geweest bij een der conservatoren; in de,,gehoorzaal" waren in kasten de incunabelen geborgen (tevens nieuw genummerd en geordend naar drukkers en drukplaatsen), terwijl er een apparaat was geplaatst,,dat dienen moet tot demonstratie van de miniaturen en van de kunstreproducties", apparaat, aangekocht niet alleen van geld uit de schatkist, maar ook door hulp van enkele vrienden van de bibliotheek" (1915). Verder ontbrak ook hier het meubilair, evenals in de Louis XV-kamer, waarin intussen een fraaie betimmering was aangebracht. Zo stond het met de toestand van het gebouw en met de museumplannen in 1921.

[graphic][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][merged small][subsumed]
« PoprzedniaDalej »