Gedichten uit de verschillende tijdperken der Noorden Zuid-Nederlandsche literatur: 1e en aanvang der 2e helft van de XVIIe eeuw

Przednia okładka
C. L. van Langenhuysen, 1852
 

Kluczowe wyrazy i wyrażenia

Popularne fragmenty

Strona 459 - Wie is het , die zoo hoog gezeten , zoo diep in 't grondelooze licht , van tijd noch eeuwigheid gemeten noch ronden , zonder tegenwicht , bij zich bestaat , geen steun van buiten ontleent, maar op zich zelven rust, en in zijn wezen kan besluiten wat om en in hem, onbewust van wanken , draait , en...
Strona 271 - Maer is, om lief, om lijf, om leven, Om kindt, om zoon van vaders naem, Zoo veel, op veer nae, niet te geven, Als om een' glooryrijke faem, Zoo gunt my dat ik met u rijde, Door koudt, door heet, En voert my by 't rappier, op zijde, Waer dat ghy treedt.
Strona 459 - t wezen schonck Uit niet, eer dit in top voltogen Palais, der heemlen hemel, blonck; Daer wy met vleuglen d'oogen decken Voor aller glansen Majesteit, Terwyl we 's hemels lofgalm wecken, En vallen, uit eerbiedigheit, Uit vreeze, in zwym op't aanzicht neder?
Strona 271 - K hoor alle daeghs van versche dooden Gevelt in hol, ' ) oft galerij. Elk overlijdt aen eighe lóóden ; Maer aller koeghels moorden my. Want ick mij elkmaels voel bezeeren Als van een punt, Die denk : op 't hoofdt met witte veeren, Was dat gemunt.
Strona 114 - Wat dat de wereld is, Dat weet ick al te wis (God betert) door 't versoecken, ') Want ick heb daer verkeert En meer van haer geleerd Als vande beste boecken. Want of ick schoon al las Het geen soo kunstich was Als Goddelijck geschreven, Ten gingh ter ziel noch sin Soo nyver my niet in Als 't eygen selfs beleven.
Strona 337 - Uw moeder keert zich niet aen u, noch uwe smart. BADELOCH Met smarte baerde ick 't kind en droegh het onder 't hart. Mijn man is 't harte zelf. 'k Heb zonder hem geen leven.
Strona 459 - Van alle ding dat wezen heeft, Vergeef het ons, o noit volprezen Van al wat leeft, of niet en leeft, Noit uitgesproken noch te spreken, Vergeef het ons en schelt ons quyt, Dat geen verbeelding, tong noch teken U melden kan.
Strona 115 - Wanneer een ander leyt Gestreckt en uytgespreyt, En rust met lijf en leden: Dan plaeght my aldermeest De quellingh van mijn Geest Met beulsche wredicheden.
Strona 49 - Wat scheefjes en wat schuyn, Soo datse bloot Ter nauwer noot Stongt hallif op sen kruyn. Maer Mieuwes en Leentjen en Jaapje, Klaas en Kloen, Die waren ekliedt noch op het ouwt fitsoen, In 't root, in 't wit, in 't groen, In 't grijs, in 't graeuw, In 't paers, in 't blaeuw, Gelijck de Huysluy* doen.
Strona 271 - t, van scherp te zyn getroffen U. Ach l my schrikt. Maer is, om lief, om lijf, om leven, Om kindt, om zoon van vaders naem, Zoo veel, op veer nae, niet te geven, Als om een...

Informacje bibliograficzne